Stichting De houten karbonade

home

De stichting | Doel | Beheer | Links | Contact
Beheersplan

Beheersmaatregelen

Bos

 

Agrarisch gebied

  1. Omschakeling van reguliere naar biologische bedrijven.

    Het omschakelen naar een biologisch bedrijf gaat niet zomaar. Er moet veel aan het bedrijf worden aangepast. Welke regels een biologische boer moet volgen, en welke aanpassingen er gedaan moeten worden stamt in Nederland uit 1985. Het begon met privaatrechtelijke regels van de S.E.C. (Stichting EKO-merk Controle).
    In 1991 werd de EU-verordering EEG nr 2092/91 voor biologische productiemethoden gepubliceerd waarin de regels voor de plantaardige biologische productie werden vastgelegd. Iedere EU-lidstaat moet zich minimaal aan deze verordening houden. In 2000 werd deze verordening ook van kracht voor de dierlijke biologische productie. In Nederland wordt deze verordening doorgevoerd via het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode die daar direct naar verwijst. Dit besluit bepaalt ook dat Skal is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de regels. De
    Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode geeft nadere invulling aan bepaalde onderdelen van het besluit.

    Zie voor de specifieke regels bijlage 1 Regels voor biologische productie.

    Beheersmaatregelen met betrekking tot de natuurfunctie van het agrarisch gebied:

  2. Natuurlijke netwerken creëren.

    Voor veel soorten zoogdieren, vogels en insecten (waaronder natuurlijke vijanden van plagen) is het belangrijk dat leefgebieden aaneengesloten liggen of dat de afstanden ertussen te overbruggen zijn. Zo ontstaan fijnmazige netwerken waarover en waarin dieren zich over de gehele bedrijven kunnen verspreiden. Het gaat om gebieden die voedsel, schuilplaatsen, nestgelegenheid en trekroutes bieden.

    Een netwerk kan bestaan uit één van of alle drie vormen van natuur. Voor de houtige natuur is het beste als onderdelen op elkaar aansluiten, waarbij onderbrekingen van 100 tot 200 meter aanvaardbaar zijn. Natte elementen kunnen het beste op elkaar aansluiten of op korte afstand van elkaar liggen. Kruidachtige natuur kan een goede manier zijn om verbindingen te maken tussen de andere elementen en moet zelf onderling ook verbonden zijn.

    De ecologische waarde neemt toe als de netwerken op de bedrijven aansluiten op bestaande netwerken in de directe omgeving en eventuele natuurgebieden. Op deze manier kunnen dieren zich verplaatsen in de omgeving. Als er nieuwe elementen worden aanlegt zorgt dit ervoor dat zij in verbinding kunnen worden gebracht met datgene wat er al is op en om de bedrijven.

  3. Het in standhouden met het streekeigen landschap.

    Boeren gaan een wisselwerking aan met de natuurlijke en cultuurlijke gegevenheden van een plek zoals de bodem, het reliëf en het ontginningspatroon. Omdat er veel variatie in Nederland is, zijn er ook veel verschillende landschappen ontstaan. Bewust of onbewust geven boeren vorm aan het landschap. In het beheer en bij het aanleggen van nieuwe elementen, zoals gebouwen, bomen, bosjes, sloten, poelen, wegen, paden, dammen etc., is het goed om rekening te houden met het streekeigen karakter van het landschap.

    Er moet gelet worden in samenhang met de ondergrond, patronen, seizoen en de cultuurhistorie. Wat bedoel je hier in godsnaam concreet mee!!

  4. Het aanleggen van houtwallen.

    Deze houtwallen zorgen dat wild minder makkelijk op de akkers kan komen, ook kunnen er bloeiende en besdragende struiken in de houtwal worden aangelegd. Dit zorgt ook weer voor verblijfplaatsen van dieren. Waar moeten deze komen te liggen.

  5. Aanleg van 5 bankjes met prullenbakken tussen de akkers.

  6. Onderhoud van de al bestaande wegen en paden.

  7. Informatie- en wegwijsborden plaatsen.

 

 

Heide

  1. Er wordt een kudde van 20 Schotse Hooglanders gevestigd in het gebied. De kudde zal bestaan uit Schotse Hooglanders, vanwege hun vriendelijk karakter, hun winterhardheid en hun geschikte vleesproductiecapaciteit. Deze kudde bestaat uit volwassen dieren, stieren en koeien, zodat we verzekerd zijn van voldoende aanwas. Deze runderen laten we vrij rondlopen in het gebied, zodat ze in het bos kunnen en op de heide kunnen foerageren.
  2. We plaatsen een hek rond dit gebied om ervoor te zorgen dat de beesten niet in het omringende gebied komen. Dit hek wordt zodanig hoog en van zodanige aard dat reeen erover kunnen en dassen en konijnen erdoor. Dit hek dient om schade op omringend boerenland te voorkomen.
  3. Bij wegen en paden komen wildroosters.
  4. We willen met een ecoduct over de A50 de twee heidegebieden verbinden. Mocht dit niet haalbaar zijn dan plaatsen we twee kuddes, elk aan de andere zijde van de A50, in plaats van een in het gehele gebied.
  5. Om recreanten te wijzen op de risicos van de grazende kudde, zullen we informatieborden plaatsen.
  6. In het gebied komen ten minste 50 m per hectare wandelpaden, 10 m per hectare aan fietspaden te liggen. Deze paden zullen goed onderhouden worden.
  7. We verlenen medewerking aan de aanleg, markering en beheer van doorgaande fiets- en wandelpaden in het kader van LAW (lange afstandswandelpaden) en LF (lange fietspaden).
  8. Er komt een parkeergelegenheid aan de Utrechtse weg, vanwege de goede bereikbaarheid en gunstige ligging.
  9. Er komt een parkeergelegenheid nabij Wolfheze bij de afrit van de A12.
  10. Er komt een parkeergelegenheid bij het noord-oost punt van de Doorwerthsche heide.
  11. Bij de parkeergelegenheden komen infoborden, wandelroutes, prullenbakken en bankjes voor de recreanten.
  12. Bij archeologisch waardevolle plekken komen ook informatieborden.
  13. Alle gebieden zijn van zonsopkomst tot zonsondergang gedurende het gehele jaar opengesteld.
  14. Aan de hand van de aanwas bepalen we jaarlijks hoeveel dieren er geoogst kunnen worden. Het geoogste vlees verkopen we.

Beekdal

In het beekdal zijn, voor het bereiken van onze deeldoelstellingen, de volgende beheersmaatregelen mogelijk:

  1. Oogsten van hooi met bloemen

    Maaien. Met maaimachines of handmatig met de zeis wordt 1 à 2 maal per jaar het gras, met de bloemen die erin groeien, van het veld verwijderd. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vogels en andere fauna in het gebied, zodat deze niet in hun broedtijd worden gestoord.

  2. Beek behouden.

    De beek moet waar dat nodig is met machines verder worden uitgegraven zodat er weer water in kan komen te staan. Voor het herstel van de grondwaterstand is het ook mogelijk om dieper gelegen grondwaterlagen aan te boren. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de kwaliteit. Het is namelijk noodzakelijk om naar het calciumgehalte van het opgepompte grondwater in de gaten te houden. Als dit namelijk hoog genoeg is, minimaal 60-70 mg per liter, wordt de verzuring tegengegaan. Verder dient de beek ook schoongehouden te worden. Hiervoor moet regelmatig worden gebaggerd. De frequentie is afhankelijk van hoe snel de beken dichtslibben en -groeien.

  3. Soortenrijk hooiland

    Om een soortenrijk hooiland te ontwikkelen en te behouden dient er 1 à 2 maal per jaar geoogst te worden (zie 1.). Daarnaast moet ook de verzuring van het gebied tegen gegaan worden (zie 2.). Het is echter ook belangrijk om de vogels en de andere fauna te beschermen. Dit kan gedaan worden door niet te maaien in het broedseizoen, mochten er vogels voorbij trekken tijdens de vogeltrek, dit dient nog even onderzocht te worden, dan mag er ook niet gemaaid worden.

    Verder is het ook niet mogelijk om te maaien als de bloemen in bloei staan, want dan is het moeilijk voor de desbetreffende planten om zich voort te planten.

  4. Huidige wegen en paden behouden

    Waar nodig dienen de gaten en kuilen in de wegen gedicht te worden. Dit dient ook in de komende periode bijgehouden te worden. Verder is er niet veel nodig.

  5. Uitzichtpunten aanleggen met de bijbehorende informatieborden.

Voor de uitzichtpunten dient een uitkijktoren gebouwd te worden. Voor de omgeving is het mooi als het er een van hout is. De hoogte van de toren moet ongeveer 7 meter bedragen (zie figuur 1). Hij dient gepositioneerd te worden op de grens van het beekdal en het bos zodat de toren niet al te veel opvalt, maar er wel een goed uitzicht is over het beekdal. Uiteraard dient het uitzichtpunt wel bereikbaar te zijn, dus ook gelegen te zijn aan of op minimale afstand van een al bestaand pad.

Aan de voet van de toren moet of moeten een of meerdere informatieborden komen met de volgende informatie:

    • Welke maatregelen worden er in het gebied genomen en waarom.
    • Welke flora en fauna zijn in het gebied te vinden.
    • Een korte geschiedenis van de beken en sprengen.

Alle borden dienen ook met enkele plaatjes geïllustreerd te worden om verduidelijking te geven. Zo zou het mooi zijn om van de genoemde flora en fauna een illustratie te laten zien. En bij de geschiedenis een tekening van een van de watermolens die er heeft gestaan.